Omdat de tijger vooral 's nachts leeft, heeft deze speciale aanpassingen aan de ogen. Dankzij deze aanpassingen hebben tijgers ongeveer 6 keer minder licht nodig dan mensen om te kunnen zien. Hierdoor is zelfs het licht van de sterren 's nachts voldoende voor de tijger om alles duidelijk waar te nemen.
Ogen bestaan o.a. uit licht-receptorcellen. Doorgaans bestaan deze uit staafjes en kegeltjes. De staafjes zijn enkel gevoelig voor licht; zij kunnen bijgevolg geen kleuren waarnemen. De kegeltjes daarentegen zijn nodig om kleuren te kunnen zien.
Wegens plaatsgebrek moet er steeds een afweging gemaakt worden tussen het aantal staafjes en het aantal kegeltjes. Om voldoende nachtzicht te hebben, heeft de tijger, in vergelijking met de mens, meer staafjes en minder kegeltjes nodig.
Om hun nachtzicht nog te verbeteren, hebben zij een 'tapetum lucidum' of 'tapijt van licht'. Het zijn reflecterende laagjes van dunne platte cellen die het licht terugsturen naar de achterkant van het netvlies, zodat het opnieuw in de photo-receptorcellen schijnt en zo een veel lichter beeld schept op het netvlies. Dit tapetum lucidum zorgt ervoor dat de ogen van katten 's nachts licht lijken geven.
Figuur: een huiskat met een lichtgevend tapetum lucidum.
Tijgers hebben ook een aanpassing zodat ze beter horizontale beweging kunnen waarnemen. Dit is mogelijk doordat de concentratie van de zenuwcellen in het oog hoger is in horizale richting.
Door de frontale plaatsing van de ogen kan deze ook een groot 3D-zicht creëeren, zoals dat ook bij de mens het geval is. Dit 3D-beeld is zeer belangrijk om bij het jagen met hoge nauwkeurigheid toe te kunnen slaan.
Verder heeft de tijger ook nog een extra vlies tussen de binnenhoek van het oog en het onderste ooglid om het oog vrij te houden van stof.